Commodus
Marcus Aurelius
De literaire bronnen voor de geschiedkundige feiten m.b.t. Marcus Aurelius en Commodus worden voornamelijk gevormd door:
De “Historiae Augusta” (van de “Biograaf” ca. 395 AD) met o.m. de biografieën van Hadrianus, Antoninus Pius, Marcus Aurelius en Lucius Verus.
De briefwisseling tussen Marcus Aurelius en een van zijn belangrijkste leraren t.w. Marcus Cornelius Fronto, retoricus/advocaat en literair criticus.
Lucius Cassius Dio (Cocceianus). Belangrijk Romeins senator van Griekse afkomst en geschiedschrijver. Tweede/derde eeuw AD.
Aelius Galenus van Pergamon. Hij was een tijdje lijfarts van Marcus Aurelius en de bekendste arts van die periode. Hij was ook de lijfarts van Commodus. Heeft medische verwijzingen gemaakt naar het leven van beide keizers.
Aelius Aristides, een bekende Griekse orator die veel en inhoudelijk heeft geschreven over de tijdgeest van de tweede eeuw AD. Belangrijke oraties etc.
Herodianus, Griekstalige schrijver. Schreef de geschiedenis van Rome tussen 180 en 238 AD.
Het is door de eeuwen heen altijd de vraag geweest of geschreven historische bronnen wel echt betrouwbaar zijn als het gaat om het weergeven van de historische werkelijkheid. Veel geschiedschrijvers uit de Romeinse oudheid bijvoorbeeld hadden een uitgesproken voorkeur voor de oude waarden van de Republiek en waren derhalve op zijn minst een weinig bevooroordeeld. Zo kozen zij bij interne conflicten vaak de kant van de Senaat en hadden zij in feite maar vrij weinig affiniteit met de keizers van het Principaat. Vooral de “wrede en hardvochtige” Commodus moest het in hun biografieën ontgelden.
Marcus Aurelius regeerde als keizer over het Romeinse rijk van 7-3-161 AD tot maart 180 AD.
Hij werd op 26-04-121 geboren in Rome als telg van een vermogend Spaans geslacht van Patriciërs. Zijn familie was van oorsprong afkomstig uit de buurt van Cordoba en verhuisde later ( 1 ste eeuw AD ) naar Rome toen de familie politiek en economisch steeds belangrijker werd.
De overgrootvader van Marcus was Marcus Annius Verus I (senator en ex-praetor = Een praetor (tegenwoordig ook gespeld als pretor) was een belangrijk magistraat in het Romeinse Koninkrijk en in de Romeinse Republiek. De naam praetor kan letterlijk vertaald worden als “voorganger” en heeft mogelijk een militaire oorsprong. Praetores waren geen beroepsrechters, maar duiden een iudex of rechter aan, die de rechtszaak behandelt ). Met dank aan Wikepedia.
Zijn grootvader was Marcus Annius Verus II en hij was het die tot het patriciërsschap werd verheven. Zijn oudste zoon was Marcus Annius Verus III en was de vader van Marcus Aurelius. De moeder van Marcus Aurelius was Domitia Lucilla de Jongere, een telg uit een rijk geslacht (steenfabrieken).
Marcus Aurelius had nog een iets jongere zuster Annia Cornificia Faustina.
De vader van Marcus stierf op jonge leeftijd toen Marcus drie jaar oud was. Later schrijft Marcus over zijn vader dat hij van hem “Bescheidenheid en Manhaftigheid” leerde. Zijn moeder is nooit hertrouwd. Domitia Lucilla bracht hoogstwaarschijnlijk niet erg veel tijd door met haar zoon, dit geheel in lijn met de toen heersende gewoonten van de aristocratische klasse. Desondanks schrijft Marcus dat hij van zijn moeder “Vroomheid en eenvoud van eetgewoonten” leerde, en hoe hij “De manieren van de rijken” moest vermijden. Het schijnt, zoals blijkt uit het werk van Marcus, dat hij een liefhebbende band had met zijn moeder.
Na de dood van zijn vader werd Marcus Aurelius geadopteerd door zijn grootvader Marcus Annius Verus II. Hij groeide op in het huis van zijn ouders dat op de Caelius stond, een van de zeven heuvels van Rome. Hij noemde deze streek met liefde en genegenheid “Mijn Caelius”. Marcus verbleef ook veel in het paleis van zijn grootvader dat op dezelfde heuvel “De Caelius” stond, vlak naast het toenmalige Paleis der Lateranen (een belangrijke en vermogende familie die tijdens het bewind van de wrede keizer Nero in ongenade viel en waarvan alle bezittingen werden geconfisqueerd).
Marcus kreeg thuis onderwijs en ging op advies van zijn oom Catilius Severus (stiefvader van zijn moeder Domitia Lucilla), die zich ook op constructieve wijze met de opvoeding van Marcus bemoeide, niet naar een publieke school. In zijn vroege pubertijd werd Marcus sterk beïnvloed door zijn tekenleraar Diognetus, die hem de eerste beginselen en van de filosofie en de daarbij behorende leefwijze bijbracht. In april 132 nam hij de mantel en de leefgewoonten van de filosoof aan. Hij studeerde gehuld in de ruwharige mantel van de filosoof en sliep op de grond. Zijn moeder maakte een eind aan deze flauwekul door hem te gebieden weer in zijn bed te gaan slapen.
In 132/133 AD kreeg hij nieuwe leraren. De bekendste was Alexander van Cotiaeum, een beroemd litterator, die Marcus onderwees in de literaire vormgeving en zorgvuldige bewoording. Zijn invloed is terug te vinden in de “Meditationes” van Marcus Aurelius.
Opvolging van Hadrianus 136 – 138.
De openlijk homoseksuele reiskeizer Hadrianus wees, na een ernstige ziekte waardoor hij bijna het loodje legde, een opvolger aan. Een adoptief zoon. Lucius Aelius Caesar. Een dag voordat deze geadopteerde opvolger zijn “maidenspeech” voor de senaat zou houden stierf hij echter. Op 24 januari 138 werd Aurelius Antoninus, de latere Antoninus Pius, als nieuwe opvolger benoemd. Deel van de afspraak was dat deze Aurelius Antoninus op zijn beurt Marcus Aurelius en Lucius Verus, de zoon van de eerder genoemde en helaas veel te vroeg gestorven Lucius Aelius Caesar, zou adopteren (m.h.o.o. Latere opvolging). De dochter van Aurelius Antoninus, Faustina, moest zich verloven met Lucius Verus.
Opvolger van Antoninus Pius 138-45
Toen in 138 Hadrianus stierf volgde Aurelius Antoninus hem op als adoptief keizer en werd hij Antoninus Pius.
Antoninus Pius verordonneerde vervolgens dat zijn dochter Faustina de verloving met Lucius Verus moest beëindigen en zich moest verloven met Marcus Aurelius.
Marcus kon door zijn “adoptie” niet de normale Cursus Honorum gaan volgen. Marcus woonde al in het paleis van Hadrianus. Na de dood van Hadrianus moest hij in het keizerlijke paleis van Tiberius op het Palatijn gaan wonen. Marcus had een hekel aan de bombast en de pracht en praal van het keizerlijke hof. Hij wilde studeren, wilde sober leven, wilde veel lezen etc. Het leven van een Romeins keizer leek hem helemaal niets. Maar helaas werd hij toch min of meer gedwongen om voor de vorm maar een beetje toe te geven. Ondanks alles bleef Marcus Aurelius toch de eenvoudige, sober levende, intellectuele jongeman die hij altijd al was geweest. Markus wilde zijn leven eigenlijk helemaal wijden aan de filosofie. Zijn keizerschap gooide wat dat betreft roet in het eten.
De gezondheid van Marcus Aurelius is nooit goed geweest. Lichamelijk was hij niet sterk. In zijn briefwisseling met Fronto wordt over en weer geklaagd (gezeurd) over lichamelijke ongemakken en ziektes.
De verdere opleiding van Marcus Aurelius.
Nadat Marcus de toga virilis had aangenomen werd zijn verdere opleiding voortvarend ter hand genomen. ( Als een Romeinse jongen de volwassen leeftijd bereikte (meestal 14 à 16 jaar), werd dat op grootse wijze gevierd met het aannemen van de mannentoga (togae virilis sumptio). De jongen droeg ’s morgens de amulethouder (bulla) die hij vanaf zijn geboorte om zijn hals had gedragen, aan de Lares van de familie op. Hij legde daarna de van een purperen rand voorziene kindertoga (toga praetexta) af en droeg voor de eerste keer de volledig witte mannentoga (toga virilis, ook wel toga alba of toga pura). Na een maaltijd thuis, waarbij de zoon des huizes voor het eerst in zijn nieuwe kleding als volwassen man aanlag, ging het gezelschap ’s middags naar het tabularium, waar de nu meerderjarige volwassene in het register van de burgers werd ingeschreven. Daarna gingen ze in de tijd van de Republiek naar de tempel van Minerva op de Capitolijn om een muntoffer te brengen op het altaar van Iuventas. Vanaf de inwijding van de Tempel van Mars Ultor op het Forum van Augustus in 2 v.Chr. werd deze laatste fase van het ritueel vervangen door ‘het begeleiden naar het forum’ (deductio in forum). Zijn vader, zijn andere naaste verwanten en vrienden en cliënten brachten de jongen naar het Forum van Augustus, waar de jongen waarschijnlijk zijn eerste offer bracht als volwaardig burger. Soms werd zelfs een standbeeld van de jongeman opgericht ter herinnering aan dit ritueel.
Marcus begon zijn opleiding in de welsprekendheid. Zijn leraren waren: Voor de Griekse taal: Aninus Macer, Caninius Celer en Herodes Atticus. Voor de latijnse taal: Fronto. Marcus zou zijn aller intiemste gedachten voortaan altijd in het Grieks opschrijven.
De belangrijkste leraren waren Herodes Atticus, maar vooral Fronto, met wie Marcus een hele intieme en warme band had. Fronto heeft steeds geprobeerd om Marcus Aurelius bij de, in zijn ogen, verderfelijke filosofie van de Stoa weg te houden. Maar dat mocht niet baten. Toen Marcus ongeveer 25 jaar oud was had hij definitief genoeg van alle rechtsgeleerdheid en welbespraaktheid en besloot hij zich onder de bezielende leiding van Appolonius van Chalcedon verder te bekwamen in het beoefenen van het stoïcisme. Maar het was vooral de wereldberoemde stoïcus Quintus Junius Rusticus die de meeste invloed had op Marcus. Later in zijn leven verdiepte Marcus zich uitgebreid in de filosofie van Socrates, van Epictetus, maar ook van Diogenes de cynicus.
Het stoïcisme heeft voor Marcus Aurelius altijd een solide houvast en een onfeilbaar richtsnoer betekend in zijn drukke en volle leven. Zie de bijlagen.
In april 145 AD trouwde Marcus Aurelius met Faustina. Zij kregen samen (?) dertien kinderen. Slechts een zoon (Commodus) en vier dochters werden ouder dan hun vader. De romeinse manier was om met pasgeboren en hele kleine kinderen een niet al te grote binding te hebben, zodat het veelvuldig vroegtijdig overlijden van kwetsbare boorlingskes en peuters niet zo hard aan kwam.
Marcus Aurelius wordt keizer in 161 na de dood van Antoninus Pius.
Antoninus Pius regeerde van 138 tot zijn dood in 161 AD. Zijn bestuur werd gekenmerkt door rust, vrede (natuurlijk altijd zeer relatief in die tijd) en voorspoed. Na zijn dood werd Marcus Aurelius keizer, een functie waar hij overigens helemaal geen zin in had en waartegen hij zich dan ook min of meer verzette. Liever had hij een leven willen leiden in dienst van de filosofie. Maar het mocht dus niet zo zijn.
Hij stond er wel op dat Lucius Verus mede-keizer werd. En aldus geschiedde. Om e.e.a. te bezegelen werd de dochter van Marcus, Annia Lucilla, ter verloving aan de mede-keizer Lucius Verus aangeboden.
Na de troonsbestijging van de beide keizers was het meteen gedaan met de rust. Het land werd geteisterd door watersnood, mislukte oogsten en hongersnood. Marcus en Lucius hadden hun handen vol aan het oplossen van de vele problemen. En als klap op de vuurpijl vielen in het oosten de Parthen (Koning Vologases IV) in de vroege herst van 161 het Romeinse rijk aan en bezette de Romeinse vazalstaat Armenië. De Romeinse gouverneur van Cappadocië Marcus Sedatius Severianus trachtte het onheil te keren doch werd op genadeloze wijze in de pan gehakt door de beruchte Partische generaal Chosrhoes. Sedatius pleegde zelfmoord.
Drie legioenen werden van de grens bij Germania verplaatst naar het oosten, waardoor dit grensgebied uitermate werd verzwakt en de germaanse stammen (Quadi, Marcomannen, Chatti etc.) van de gelegenheid gebruik maakten om het Romeinse rijk binnen te vallen.
Lucius Verus werd naar het oosten gestuurd om het leger tegen de agressieve Parthen aan te voeren en een neefje van Marcus Aurelius t.w. de betrouwbare en wijze Marcus Annius Libo moest de overleden gouverneur van Cappadocië vervangen en tevens een beetje toezicht houden op Lucius Verus die, in plaats van zijn legioenen an te voeren in de strijd tegen de Parthen, ferm en heftig de beest was gaan uithangen in Antiochië. Lucius Verus was een knappe aantrekkelijke kerel en een echte vrouwenmagneet, maar ook behoorlijk wilszwak en decadent. Hij hoerde, snoerde en gokte erop los en omringde zich in Antiochië met nietsnutten en falderappesen. Hij bezat de mooiste concubine van het hele romeinse rijk t.w. de schone, maar o zo verdorven en laaggeboren Panthea. Intussen trouwde Lucius Verus, “voor de vorm” in 164 AD ook nog met Annia Lucilla, zijn toenmalige verloofde en dochter van Marcus Aurelius.
Intussen sleepte de oorlog tegen de Parthen zich voort. Het geluk wilde dat de Romeinen aldaar werden aangevoerd door een uitzonderlijk goede generaal genaamd Avidius Cassius. Hij hield verschrikkelijk huis in het overwonnen Parthië. Hij plunderde en moordde en vernietigde de hoofdsteden van de Parthen, Ctesiphon en Seleucca. Avidius Cassius werd als beloning benoemd tot gouverneur van Egypte, een vitaal gebied voor de Romeinen gezien de productie van graan. De oorlog tegen de Parthen werd beëindigd en de beide keizers overladen met eerbewijzen in verband met deze “overwinning”. Echter, tijdens het beleg en de plundering van Ctesiphon waren de legionairs besmet met een besmettelijke ziekte. Zij namen de ziekte mee naar Rome. Waarschijnlijk mazelen of waterpokken. De ziekte werd al spoedig pandemisch en vele miljoenen mensen lieten het leven. Er wordt gezegd dat er op een gegeven moment zelfs twee duizend doden per dag te betreuren waren in Rome. Men noemde het naderhand de Antonijnse plaag of ook wel de plaag van Galenus.
De oorlog met de Germaanse stammen. 166 – 180 AD.
Door de troebelen in het Oosten was de grens met Germania ernstig verzwakt. Marcus Aurelius voerde daar, aanvankelijk samen met Lucius Verus, de legioenen aan. De romeinen leden vele nederlagen. De barbaren drongen zelfs over de Alpen het moederland binnen (beleg en vernietiging van Opitergium en Aquileia). Als je de laatste slag maar wint, en die wonnen de romeinen altijd, zoals hun geschiedenis, ook toen al, aantoonde. Lucius Verus overleed in 169.
De plannen van Marcus Aurelius inzake de oorlog tegen de germaanse barbaren werd nog verder in de war gestuurd door een opstand in Egypte van Cassidius Cassius. Marcus was weer eens ernstig ziek en men vreesde voor zijn leven. Faustina, die zich bij een eventueel overlijden van Marcus, onbeschermd voelde, zou gemene zaak hebben gemaakt met Avidius Cassius. Deze, in de “veronderstelling”, dat Marcus Aurelius inmiddels dood was riep zich uit tot keizer en maakte zich op om vanuit Egypte op te trekken naar Rome. Echter, toen bekend werd dat Marcus nog leefde, keerde het leger zich tegen hem en werd hij door een van zijn eigen centurions onthoofd. Het hoofd werd, in een doek gewikkeld, naar Rome gebracht en als “oorlogsbuit” aangeboden aan Marcus Aurelius. Deze moest van dergelijke barbaarse dingen niets weten. Ook voor zijn echtgenote Faustina was hij vergevingsgezind en ruimhartig.
De enige nog in leven zijnde zoon van Marcus, Commodus, werd door zijn vader als zijn opvolger benoemd. Hij doorbrak hiermede de traditie van de adoptiefkeizers en herstelde dus de dynastieke opvolging.
Uit de bronnen blijkt niet dat Marcus echt veel contact had met zijn zoon. Commodus ging toen hij wat ouder was wel mee op veldtocht om tegen de Germaanse stammen te vechten, maar over intensief contact tussen vader en zoon blijkt niets. Wel zorgde Marcus Aurelius dat Commodus de beste opvoeding en opleiding kreeg, gegeven door de beste leraren die er binnen het Romeinse rijk waren te vinden. Tijdens zijn laatste, best wel succesvolle veldtocht tegen die dekselse Germaanse stammen, zag het er eindelijk naar uit dat Rome de genadeklap kon uitdelen, maar helaas werd Marcus ernstig ziek en overleed hij in 180 AD in de stad Vindobona (het latere Wenen) en werd hij opgevolgd door Commodus die van zichzelf zei dat hij in het keizerlijke purper was geboren.
Over Marcus Aurelius, de laatste van de zes “goede” keizers schreef Herodianus het volgende: “Als enige keizer gaf Marcus Aurelius blijk van zijn geleerdheid en dat niet alleen door louter woorden of door kennis van filosofische stellingen, maar ook door zijn smetteloos karakter en zijn bescheiden sobere wijze van leven”.
Commodus was de enig overgebleven zoon van zijn vader Marcus Aurelius. Zijn moeder was Faustina. Commodus werd geboren op 31-8-161 AD in Rome. Hij was keizer van Rome gedurende de periode 180 – 192 AD Van 177 – 180 was regeerde hij als medekeizer samen met zijn vader Marcus Aurelius. Zijn troonsbestijging als keizer was het de eerste keer, sinds Titus zijn vader Vespasianus in 79 opvolgde, dat een zoon zijn vader opvolgde als Romeins keizer. Hij was er trots op dat hij in het purper was geboren d.w.z. Tijdens het bewind van zijn vader als keizer.
De belangrijkste literaire bronnen voor het leven en de regeerperiode van Commodus zijn: de Historiae Augusta, Herodianus en Dio Cassius.
Commodus had een tweelingbroer, Titus Aurelius Fulvus Antoninus, die op zeer jonge leeftijd in 165 AD stierf. Op medisch gebied werd Commodus begeleid door de beroemde geneesheer Galenus. Verder kreeg Commodus een uitgebreide opvoeding en opleiding van een overvloed aan uitstekende onderwijzers. De focus van zijn opleiding lag op intellectueel gebied. Op 7 juli 175 AD nam Commodus de toga virilis aan, terwijl hij samen met zijn vader verbleef aan het noordelijke front bij de Donau. Vanaf 177 AD ging hij dus samen met zijn vader regeren kreeg hij officieel de titel Augustus en kreeg hij evenveel macht als zijn vader Marcus Aurelius. Vervolgens trouwde hij met Bruttia Crispina. Zij was van zeer voorname familie. Het huwelijk duurde 10 jaar en leverde geen kinderen op. Na tien jaar werd zij in 188 AD beschuldigd van overspel en verbannen naar Capri, alwaar zij enige tijd later terecht werd gesteld. Toen Marcus Aurelius op 17 maart 180 AD stierf volgde de 18 jarige Commodus hem, met instemming van het leger, meteen op als enig keizer.
De regeerperiode van Commodus kenmerkte zich door relatieve rust op militair gebied, maar op politiek gebied vertoonde deze periode grote onrust en strijd, voornamelijk veroorzaakt door het toenemende willekeurige en grillige gedrag van de keizer zelf. Edward Gibbon is van mening dat met de troonsbestijging van Commodus het verval van het Romeinse rijk inzet.
Commodus sloot (kocht voor heel veel geld) vrede met de opstandige Germaanse stammen aan de Donau. Daarna keerde hij, terwijl hij steeds meer onder de invloed van slechte (i.c. laaggeboren) vrienden kwam te verkeren, terug naar Rome om zijn “overwinning”te vieren. Hij verviel van kwaad tot erger. Staatszaken liet hij volledig over aan uiterst corrupte vleiers en pluimstrijkers, bevrijde slaven en regelrechte schurken. De Senaat kreeg een steeds grotere hekel aan Commodus. Zijn eerste vertrouweling was zijn kamerheer Saoterus, een bevrijde slaaf, die zich een enorme macht verwierf. Commodus was geliefd bij het leger en bij het plebs door zijn enorme vrijgevigheid en zijn krankzinnige deelname aan gladiatorgevechten. Zijn hele houding toonde overduidelijk aan dat hij de politiek van zijn vader totaal verwierp. Hij schoof de adviseurs van zijn vader aan de kant. Verwierp ook uitdrukkelijk de ernstige, strenge en sobere leefwijze van Marcus Aurelius en hij raakte volledig vervreemd van zijn familieleden. Hij vermoordde om het minst of geringst vele romeinse burgers omdat sommige mensen altijd wel op een of andere manier zijn toorn opwekten
Dio Cassius, zijnde een tijdgenoot van Commodus en vaak ooggetuige van zijn handel en wandel, beschrijft hem als “niet van nature slecht, in tegendeel, maar zo argeloos als iemand zich maar kan voorstellen” Zijn simpelheid, samen met zijn lafheid, maakte hem een willoze slaaf van zijn metgezellen, zijn door en door corrupte en slechte vrienden. Door hen werd Commodus verleidt tot een zinnelijk en liederlijk leven, tot infaam en abject gedrag en tot uiterst wrede gewoonten.
Er werden voortdurend samenzweringen beraamd tegen Commodus. Eerst door zijn oudste zus Domitia Lucilla, samen met de jonge senatoren Quadratus en Quintillianus. Dit koste hen allemaal en nog vele anderen het leven door het uiterst knullige optreden van voornoemde druistige senator Quintillianus. Hij riep: Dit zwaard wordt u gezonden door de Senaat. Vervolgens wilde hij een hele speech gaan afsteken. Zover kwam het niet, want hij werd overmeesterd door de lijfwacht van Commodus en meteen terechtgesteld.
De staatszaken werden verkwanseld aan corrupte en onbetrouwbare vertrouwelingen die ten koste van de staat enorme vermogens vergaarden en daarbij een ongekende machtswellust aan de dag legden.
Eerst was daar dus Saoterus, die vermoord werd door andere vertrouwelingen van Commodus, omdat zij afgunstig waren op de machtspositie van deze Saoterus. Commodus was sterk aangeslagen door de dood van Saoterus. Vervolgens verscheen een zekere Perennius* op het toneel, die later een complot beraamde om Commodus uit de weg te ruimen. Het complot werd door verraad ontdekt en Perennius en zijn twee zoons, die hij zelf tot generaal had benoemd en die ook in het complot zaten, werden onthoofd.
Vervolgens komt Cleander* aan de macht, alweer zo’n vrijgelaten slaaf, die nog erger bleek dan zijn voorganger Perennius. Cleander was een ware geldduivel en perste overal waar hij maar kon sestertiën uit. Hij verkocht voor grote sommen gelds allerlei staatsambten en stak het geld in zijn eigen zak. Het plebs werd het zat en eiste zijn terechtstelling. Commodus werd bang en liet Cleander, tijdens een voor de keizer zeer bedreigend volksoproer, onthoofden en liet het hoofd van deze corrupte vrijgemaakte slaaf tussen het rapaille gooien. Zo kon een burgeroorlog worden voorkomen.
Commodus nam nu zelf de teugels in handen waardoor alles alleen maar veel erger werd. Hij werd steeds gestoorder. Hij vereenzelvigde zich met de halfgod Hercules. Hij bevocht mensen, wilde dieren en wat niet al in de arena’s van Rome. Het gepeupel vond het prachtig.
Uiteindelijk werd Commodus vermoord ten gevolge van een samenzwering op touw gezet door de prefect Laetus in samenwerking met Eclectus. Eerst werd hij vergiftigd door zijn concubine, ene Marcia, die ook in het complot zat en toen dat niet lukte omdat hij alles er weer uit spuugde werd hij gewurgd door zijn sparringpartner bij het worstelen, een zekere Narcissus (omen est nomen).
Na zijn dood werd hij tot publieke vijand verklaard door de Senaat (damnatio memoriae). Alles wat aan hem herinnerde werd vernietigd. Al zijn standbeelden, en dat waren er nogal wat, werden aan stukken geslagen en opgeruimd.
Hij werd vervangen door de arme, al wat oudere en zeer integere Pertinax, die echter na een paar maanden al door ontevreden en ongedisciplineerde soldaten werd gelyncht.
Hieronder, met dank aan die indrukwekkende vergaarbak van kennis, genaamd Wikepedia. (U kunt het natuurlijk zelf ook zeer wel opzoeken in Wikepedia, maar ik ben dan weer zo vriendelijk om u dat werk uit handen te nemen en het hier, te uwer gerieve, integraal af te drukken):
* “Sextus Tigidius Perennis (died 185) was a prefect of the Roman imperial bodyguard, known as the Praetorian Guard, during the reigns of the emperors Marcus Aurelius and Commodus. Under the latter, Perennis was the man who exercised the chief responsibilities of government in the Roman Empire. In 185 however, Perennis was implicated in a plot to overthrow the emperor by his political rival Marcus Aurelius Cleander, and executed under orders of Commodus.
He was the son of Gnaeus Cornelius Tegidus[1] and married Domnia The Dobrogean in 180 AD. They had Papiria Celena Verch Gurdomnus that year and Septimus Tigidius afterwards.
Perennis was appointed Praetorian Prefect after the execution of the incumbent Prefect Paternus, who had displeased Commodus by ordering without consent the death of the Emperor’s lover and friend Saoterus for his questionable involvement in an assassination plot headed by Lucilla and Marcus Ummidius Quadratus Annianus. Perennis himself was influential in the instigation of his predecessor Paternus’s punishment.[2]
Herodian describes how Perennis capitalised on Commodus’s distrust of the Roman Senate (following the aforementioned assassination attempt to which the Senate was linked) by destroying many powerful Senators and claiming their wealth as his own.[3] So too was Perennis thought to have held ambitions of military power: soldiers were given lavish gifts in an attempt to seduce them to his cause, and his sons were appointed to commanding army roles.[4] The Augustan History suggests Perennis also persuaded Commodus to allow him political control, freeing the Emperor for his more hedonistic personal pursuits.[5]
Commodus was warned both by his friends[6] and by his soldiers[7] of the rising influence of Perennis, and the Praetorian Prefect was soon, in 185, executed on these grounds, after (as Herodian reports) coins bearing his name were shown to the emperor (no such coins have survived). Instrumental in Perennis’s downfall was Marcus Aurelius Cleander, who would go on to fulfill a similar role in the next period of Commodus’s reign”.
* “Marcus Aurelius Cleander (died 190), commonly known as Cleander, was a Roman freedman who gained extraordinary power as chamberlain and favourite of the emperor Commodus, rising to command the Praetorian Guard and bringing the principal offices of the Roman state into disrepute by selling them to the highest bidder. His career is narrated by Dio Cassius, Herodian and the Historia Augusta.
Cleander’s date of birth is unknown but according to Dio Cassius he was born in Phrygia and was sold in Rome as one of a consignment of slaves to be a pack-carrier.[1] By 182 however he had risen high enough to be an official of the Imperial household, and had married the Emperor’s mistress Damostratia.[1] Cleander was instrumental in the death of Commodus’s favourite, the chamberlain Saoterus, attaining his position and soon enjoying the emperor’s full confidence.[1] He began to plot against the Praetorian Prefect Tigidius Perennis, who exercised the chief responsibilities of government since the indolent Commodus preferred not to concern himself with administration.[2]
In 184 he enabled a detachment of soldiers from Britain to denounce Perennis to the Emperor and Commodus gave them permission to execute the Prefect.[2] Cleander proceeded to concentrate power in his own hands and to enrich himself by becoming responsible for all public offices: he sold and bestowed entry to the Roman Senate, army commands, governorships and, increasingly, even the suffect consulships.[1] Early in 188 Cleander disposed of the current praetorian prefect, Atilius Aebutianus, and himself took over supreme command of the Praetorians with the rank of a pugione (dagger-bearer) with two praetorian prefects subordinate to him.[3] Now at the zenith of his power, he continued to sell public offices to the highest bidder as his private business. The climax came in the year 190 which had 25 suffect consuls—a record in the 1,000-year history of the Roman consulship—all appointed by Cleander (they included the future Emperor Septimius Severus).[1] Cleander shared the proceeds with the Emperor, but also used some of it for buildings and other public works.[1]
In June 190 Rome was afflicted by a food shortage, which the praefectus annonae Papirius Dionysius, in charge of the grain supply, contrived to make worse than it actually was and laid the blame on Cleander.[4] As the contemporary senator and historian Cassius Dio narrates, at the end of June a mob demonstrated against Cleander during a horse-race in the Circus Maximus.[4] In response, he sent the praetorian guard to put down the disturbances but Pertinax, the Praefectus urbi (city prefect of Rome), despatched the Vigiles Urbani to oppose them. Cleander fled to Commodus for protection, but the mob followed him calling for his head. At the urging of his mistress Marcia, Commodus had Cleander beheaded and his son killed.[4]
As Edward Gibbon relates it,
The people… demanded with angry clamors the head of the public enemy. Cleander, who commanded the Praetorian Guards, ordered a body of cavalry to sally forth and disperse the seditious multitude. The multitude fled with precipitation towards the city; several were slain, and many more were trampled to death; but when the cavalry entered the streets their pursuit was checked by a shower of stones and darts from the roofs and windows of the houses. The footguards, who had long been jealous of the prerogatives and insolence of the Praetorian cavalry, embraced the party of the people. The tumult became a regular engagement and threatened a general massacre. The Praetorians at length gave way, oppressed with numbers; and the tide of popular fury returned with redoubled violence against the gates of the palace, where Commodus lay dissolved in luxury, and alone unconscious of the civil war… Commodus started from his dream of pleasure and commanded that the head of Cleander should be thrown out to the people. The desired spectacle instantly appeased the tumult…[5]
Ironically, this mirrored the previous incident in which the legions of Britain had demanded and received the death of Perennis, because of which the mob realized that it had every chance of success”.