Het is al weer een tijdje geleden (ongeveer drie jaar) dat ik het boek van ene Peter Buwalda las. Het boek heet “Bonita Avenue”. En zoals gewoonlijk had ik, ook toen weer, mijn mening over schrijfstijl en inhoud met ballpoint op een lege bladzijde achterin het boek geschreven.
Ik weet nog dat ik het boek destijds met horten en stoten heb gelezen omdat ik het niet interessant of spannend vond. Na drie jaar ga ik me nu aan de hand van mijn aantekeningen proberen te herinneren wat ik nog weet van het boek. Ik vond het in ieder geval geen bijzonder boek. Dit in tegenstelling tot bijna alle andere mensen die dit boek toen hadden gelezen. Zij waren er lyrisch over en verkondigden met grote stelligheid het genie van deze fantastische schrijver.
Om een of andere reden, het is iets wat ik moeilijk kan duiden, had ik die gevoelens van bewondering en dat kritiekloze enthousiasme helemaal niet. Ik vond het helemaal geen goed boek.
Ik vond het eigenlijk best wel een naar en negatief boek. De persoonsbeschrijvingen en de uitgebreid weergegeven gedachten van de hoofdpersonages konden mij niet boeien. Het kostte me moeite om me te concentreren. Ik zal even op een rijtje zetten wat ik toen niet leuk vond aan dit boek:
Onsympathieke hoofdpersonages.
Niet prettig om te lezen. Somber. Uitzichtloos.
Teveel sprongen in tijd en plaats. Verwarrend en lastig om te lezen.
Ik kan geen duidelijk ethisch ijkpunt in het boek vinden. Geen moraliteit. Slechts hedonistisch nihilisme vermengd met zielloos materialisme. En dan ook nog die afschuwelijke ordinaire jacht naar macht en aanzien. Ik vind een beetje stijl en een vleugje positivisme eigenlijk wel een voorwaarde om een boek voor mij plezierig te doen zijn.
De plot is uiterst onwaarschijnlijk. Op het gekunstelde af.
Naar mijn mening is er veel te veel “glamour and glitter” in het boek gestopt en dat stoort me. Het maakt een gemaniëreerde, geforceerd modieuze en banale indruk. Die “gekunsteldheid” vind ik eigenlijk best wel bijzonder onsympathiek.
De inhoud vind ik banaal, plat en vlak en de schrijfstijl is, denk ik, net niet goed genoeg om de tand des tijds te doorstaan.
Dit alles was mijn mening op 22-01-2012. Bijna drie jaar geleden dus. Het geheel is inmiddels behoorlijk in mijn herinnering begraven. Maar met een goede mentale spa spit ik net zo lang in mijn herinnering tot ik er weer iets coherents over kan zeggen.
Wat kan ik mij nu nog herinneren van dit boek? Bar weinig. Ik weet nog dat het boek mij vreselijk ergerde omdat het zo gekunsteld en modieus is geschreven. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat het destijds door bijna iedereen zo sterk werd bejubeld. De volstrekt immorele hedonistische sfeer die het boek uitademt en die naadloos in overeenstemming is met de huidige tijdgeest, maakt dat het boek, commercieel gezien, puur goud was en mogelijk nog steeds is. Welke oppervlakkige gelukszoeker, i.c. de gemiddelde Nederlander dus, wil nou niet gaarne in een veel bejubeld en trendy boek zijn eigen immorele hedonisme, zijn eigen hebzucht en machtswellust, bevestigd zien?
Wat vind ik nou wel goed aan dit boek?
De schrijver gebruikt veel metaforen en dat doet hij op een vaak prachtige wijze. Ik hou daarvan, mits die metaforen niet al te overdadig of artificieel worden aangewend. Ik vermoed echter dat het nu net deze stijlfiguur is die veel modieuze en trendy mensen de stuipen op het lijf jaagt. Maar ho stop!!
Ik ga nu eerst even afdwalen door een onbelangrijke, en hier wellicht volstrekt misplaatste, mening te berde brengen:
“De taal van de huidige tijd is kort, bondig, compact en uiterst eenvoudig. Dus, bijvoorbeeld, niet meer dan vijf woorden in een zin. Geen bijzinnen. Geen bijvoeglijke naamwoorden. En de inhoud moet exact zijn. Dat is het digitale dictum. Hou het kort. Tijd is geld. Als je het niet in een kort berichtje van max. 140 tekens kunt zeggen, dan is de boodschap kennelijk niet relevant. Managers moeten met een oogopslag kunnen weten wat er aan de hand is. Dus alstublieft niet uitweiden en niet zeuren. Deze algemene en door velen gedeelde manager-achtige opvatting sluipt uiteraard ook de literatuur binnen. Bovendien, en dat is volgens mij ook behoorlijk relevant, willen mensen zich gaarne kunnen vereenzelvigen met de hoofdpersonages van een roman. Zij willen in dit huidige tijdsgewricht ook intelligent, rijk, mooi en machtswellustig zijn. In ieder geval streven veel mensen er in hun dagelijkse leven naar om ooit eens te gaan samenvallen met rijkdom, intelligentie en machtswellust. En, uiteraard, willen zij ook graag over seks lezen. Als een boek dicht bij deze primitieve, diepgewortelde emoties blijft en niet te cerebraal wordt en als het kort, bondig en compact is geschreven is succes eigenlijk al verzekerd. Een boek moet dus niet verzanden in wat deze zakelijke en calculerende consumenten “een zinloze woordenbrij” noemen. Als je een maximum van 140 tekens voldoende vindt om je diepste gedachten te verwoorden dan is een volgeschreven A-4 tje al heel snel een zinloze woordenbrij” en aan een echt boek begin je al helemaal niet tenzij het een cursusboek is dat je helaas wel moet lezen om hoger te komen op de maatschappelijke ladder” Het heeft allemaal met concentratie te maken, met evenwichtigheid en met doorzettingsvermogen.
Bonita Avenue voldoet dus niet helemaal aan genoemde eisen van beknoptheid, compactheid en simpelheid. Het boek is namelijk niet echt kort, bondig en compact geschreven en er komen nog al wat metaforen in voor. Dat gegeven alleen al, is dus kennelijk voor de meeste mensen reden om het boek als literair meesterwerk te betitelen.
Inderdaad, tijden veranderen, maar ik betreur toch de huidige afwezigheid in Nederland van echt grote schrijvers, zoals daar vroeger waren Hermans, Gerard Reve, Vestdijk, Borderwijk, van Elschot. Alleen Thomas Rosenboom en Nico Dijkshoorn (in potentie) komen misschien in de buurt.
Tegenwoordig klooit men maar wat aan. Ik krijg de indruk dat de meeste schrijvers veeleer gebrand zijn op de zgn. secundaire schrijverswinst zoals roem, rijkdom, een hedonistisch leven en prijzen winnen en dat het schrijven zo langzaam een bijzaak is geworden. Schrijven is tegenwoordig een echt commercieel beroep geworden, met de inherente onsympathieke marketing en de onvermijdelijke hedendaagse borstklopperij.
Bonita Avenue is niet verrassend. De immoraliteit van de personages valt op. Ik vind het boek niet logisch in elkaar zitten, omdat ik de plot te onwerkelijk vind. Teveel toevalligheden, teveel moderniteit etc. Het boek zorgt zeker niet voor vernieuwing. Het is een echt mainstream-boek geschreven voor hele gewone en alledaagse mensen. De droom van elke uitgever en opgewonden talkshowhost. Dat zijn dan ook de mensen die het boek prachtig vinden. Wat dat betreft heeft het boek precies zijn doelgroep gevonden. Het boek heeft mij niet geraakt, veeleer voelde ik een afkeer met betrekking tot al die verborgen “glamour en glitter” die in het boek, desalniettemin, veelvuldig de toon zet.
Ik vind het boek niet geloofwaardig. Teveel rare helden en anti-helden. Te weinig “normale” personen met alledaagse gedachten en beslommeringen. Het lijkt alsof het boek is geschreven door een schrijver die zich blind staart op de geneugten die hij kennelijk symptomatisch acht voor een bepaalde intellectuele en sociaal-economische klasse. Hij blijft er in het boek a.h.w. van buitenaf tegenaan kijken. Het boek heeft geen enkele boodschap, integendeel, de schrijver lijkt zijn postmoderne stinkende best te doen om er geen boodschap in te verwerken. En toch heb ik er een boodschap uitgehaald. Namelijk een cliché van wereldformaat: “Geld maakt niet gelukkig”. Een cliché waar een heleboel puur materialistisch ingestelde paupers veel voldoening uit kunnen putten en die zich veelal manifesteert binnen een gemoedstoestand die het midden houdt tussen leedvermaak en afgunst op afstand. De rijke stinkers zijn meestal al goed op de hoogte van dit fenomeen, omdat zij het intermitterend aan de lijve meemaken.
Kortom, ik vind het boek Bonita Avenue geen plezierig boek.
Natuurlijk zal ik nooit schrijven dat Bonita Avenue geen goed boek is. Want wie ben ik om daar over te oordelen. “Ieder zijn meug”, zei mijn oma altijd. Het kan er bij mij ook nooit goed in dat sommige recensenten een boek beoordelen op een stellende, semi-objectieve wijze. Zij schrijven vaak dat een boek niet goed is. Maar wie zijn zij dan wel om dat voor de hele wereld te kunnen beoordelen. Natuurlijk, literatuurkritiek zal wel een specialisatie binnen het vakgebied van de Nederlandse Letteren zijn en zal daarom wel een fundament hebben van regels en richtlijnen. Voldoet een boek niet aan deze regels en richtlijnen dan is het volgens de afgestudeerde literatuurcriticus geen goed boek. Of zoiets. Dus ik kan me de stelligheid van die recensenten wel voorstellen. Maar ik ben het er, mocht het inderdaad zo zijn, niet mee eens.
Een boek lezen is een persoonlijke zaak. En wat iemand vervolgens van zo’n boek vindt is ook een subjectieve kwestie. De een vindt het boek fantastisch, de ander vindt het afschuwelijke prullenboel.
Of je het mooi vindt hangt mijns inziens helemaal af van je persoonlijkheidsstructuur. Een persoonlijkheidsstructuur die de resultante is van genetische aanleg en omgevingsfactoren. Naar mijn mening zijn er potentieel net zo veel literatuurcritici als er lezers zijn van boeken. Elk oordeel is van waarde en dient gewogen te worden met behulp van de wetenschappelijke methode en de emotionele intuïtie die zo belangrijk is bij de beoordeling van kunst.
Ik denk dat je bij beoordeling van kunst voorzichtig moet zijn met algemene oordelen (ook met wetenschappelijke oordelen), maar vrijuit moet kunnen en willen spreken over je eigen gewogen oordeel.