Onlangs hield ik een soort lezing voor oude mensen over Kandinsky. Ik liet afbeeldingen van zijn schilderijen zien. De meeste aanwezigen vonden het maar helemaal niets. Het sprak hen niet aan. En er was er zowaar nog een – hoe is het mogelijk! – die dacht dat haar neefje van vier jaar oud zoiets ook wel zou kunnen maken. Zij dacht tevens dat Bauhaus een Duitse meneer was die ook maar een beetje willekeurig en primitief met een verfkwast rondzwaaide. Rembrand sprak haar om begrijpelijke redenen veel meer aan.
Ik vind Kandinsky een fantastische schilder omdat hij, net als muziek dat kan doen, rechtstreeks tot mijn hart spreekt. Er komen geen storende voorwerpen of objecten tussen.
Omdat ik hem zo goed vind heb ik iets over hem geschreven. Het is wel een beetje een pompeus verhaal geworden, maar dat moet u maar voor lief nemen. Ik heb de schilderijen van Kandinsky nog nooit in het echt gezien en moet me tot nu toe tevreden stellen met een boek waarin een aantal van zijn mooiste schilderijen te zien zijn. Er zijn hele horden artifartiereutelkonten die vinden dat je niets over een schilder kan zeggen als je zijn schilderijen niet in het echt hebt gezien. Fuck them!!!!! Gelukkig maak ik zelf wel uit hoe ik artistiek aan mijn gerief kom.
Het boek dat ik bedoel is voor 9,99 euro te koop bij boekengrootgrutter Bol.com en heet: “KANDINSKY”, geschreven door Hajo Duchting en uitgegeven bij Taschen te Keulen. Ik heb de bladzijden aangegeven met de mooiste schilderijen etc.
Hieronder kunt u dus lezen wat ik meende over Wassily Kandinsky te moeten schrijven:
“Wassily Kandinsky speelde een sleutelrol in de beweging die, omstreeks 1910, de schilderkunst bevrijdde uit de bedompte kerkers van de figuratieve dienstbaarheid. Hij was op het terrein van de schilderkunst een waarachtige pionier met, ook nu nog, heel veel volgelingen; van alle vormen van de abstracte schilderkunst is er nauwelijks een die hij niet zelf initieerde of waarmede hij niet zelf experimenteerde. Zijn invloed is beslissend en vèrstrekkend geweest. De reden is, achteraf gezien, voor de hand liggend. Het was vooral de helderheid van zijn benadering die werd geëvenaard door een niet aflatende morele rechtschapenheid en een gezaghebbend leiderschap. Zich ontwikkelend van lyrische kleuruitbarstingen tot een vlekkeloze, architecturale organisatie (Bauhaus) en een diep ingrijpend uitproberen van allerlei puur verzonnen vormen, won zijn werk geleidelijk en op harmonieuze wijze aan sterkte en spirituele kracht totdat het uiteindelijk zijn hoogtepunt bereikte in het concept van één grote cosmische synthese.
Er viel niets “dogmatisch” aan zijn ideeën over kunst te bespeuren. Kandinsky was zich volledig bewust van de grote reikwijdte van de vele mogelijkheden die open stonden voor de moderne kunstenaar. Mogelijkheden die groter waren dan ooit tevoren. Hij zocht de voor de toekomst meestbelovende mogelijkheden op en trachtte anderen daarvoor, door het geven van het goede voorbeeld, te winnen. Als een vakman, die zijns gelijke niet kende, stelde hij alle vaardigheden die hij bezat ten dienste van intuitie en intelligentie. Hij voelde zich niet gebonden aan starre discipline, maar stelde zich enthousiast tot doel om het terrein van de schone kunsten dusdanig te verruimen dat het alle soorten van kennis kon omvatten. Zijn ideaal was het streven naar en het tot stand brengen van een algemeen geldige synthese van schilderkunst en muziek, van wetenschap en filosofie.
Geboren op 4 december 1866 in Moskou, verenigde Kandinsky in zijn persoon zowel oosterse als westerse cultuur-elementen. De familie van zijn vader kwam uit Siberië (daar naar toe verbannen door een vorige autocratische Tsaar). Een van zijn voorouders zou een Aziatische prinses zijn geweest. Als kind, en dat is van wezenlijk belang voor zijn verdere ontwikkeling, werd hij op een overweldigende wijze geïmponeerd door de kleurenpracht van de natuur. Hij studeerde muziek (piano en cello), rechtswetenschappen, staathuishoudkunde en etnografie en pas nadat hij zich grondig had bekwaamd in elk van deze studies (afgestudeerd in de rechtswetenschappen en de staathuishoudkunde. Ph.D) besloot hij toch om kunstschilder te worden. Ondanks het feit dat hem op die andere terreinen een briljante toekomst leek te wachten!
In 1896, 30 jaar oud, schreef Kandinsky zich in bij één van de kunstakademies van München. Hij werd helaas niet meteen toegelaten en begon daarom zichzelf op eigen kracht in de schone kunst van het schilderen en het tekenen te bekwamen. In die periode bezocht hij een tentoonstelling waar het werk van Claude Monet werd geëxposeerd. Hier werd hij in het bijzonder getroffen door de impressionistische stijl waarmede Monet zijn “Hooischelven” had geschilderd. Door deze reeks doeken van Monet kreeg Kandinsky een bijzonder krachtige sensatie van kleur, een gewaarwording die eigenlijk bijna geheel los stond van de door Monet geschilderde hooischelven zelf. Later zou hij over deze beleving het volgende schrijven: “Het was een hooischelf, vertelde de catalogus me. Ik kon deze echter niet herkennen. Ik vond dat de schilder niet het recht had om zo onduidelijk te schilderen. Dom genoeg voelde ik dat het onderwerp van het schilderij miste. En ik bemerkte tot mijn verbazing en mijn verwarring dat het schilderij mij niet alleen danig had aangegrepen, maar dat het zich zelfs onuitwisbaar in mijn herinnering had genesteld. “Schilderen” kreeg voor mij een sprookjesachtige kracht en een ongekende grootsheid”.
Na een verblijf van twee jaar in München op de kunstacademie, begon Kandinsky veel te reizen en verbleef hij langere tijd in Nederland, Frankrijk, Tunesië en Italië. Gedurende deze leerjaren leidden zijn experimenten met het impressionisme en het post-impressionisme er alleen maar toe dat zijn herinneringen aan het romantische en mythische Rusland uit zijn jeugd steeds pregnanter werden waardoor zijn werk langzaam het karakter kreeg van een soort mystieke zoektocht, van een hunkering naar de terugkeer van een verloren ideaal (blz.: 6 Rijdend paar, blz. 8: Het volle Leven, blz.9: Zondag. Oudrussisch) Uiteindelijk ging hij ten zuiden van München, in Murnau, wonen en schoof hij met zijn stijl langzaam op van intens gekleurde interpretaties van echte landschappen naar het uitbeelden van krachtige visioenen van gedroomde of verbeelde werelden, waarin botsende krachtlijnen en als het ware opstijgende kleurvlakken het creatieve gebaar met al zijn oergeweld en vitale energie opnieuw bevestigen (blz. 16: Kerkhof en pastorie in Kochel, blz. 23: Gezicht op Murnau met spoorweg en slot, blz. 24: Studie voor Compositie II, blz. 28 en 29: Berg. En Kerk in Murnau, blz. 32 Lyrisch) Dit betekende het begin van Kandinsky’s grote dramatische periode en de geboorte van de abstracte kunst. Vanuit de volheid van zijn innerlijk schiep de schilder lijnen, vlakken en vormen die voor het eerst in de geschiedenis volkomen autonoom genoemd kunnen worden. De schilderijen van Kandinsky raakten volledig gedematerialiseerd, bevrijdden zich volledig van de knellende banden van ‘het object’ , van de verslaving aan ‘het voorwerp’, en vertolkten en belichaamden daardoor des te beter de spirituele waarden die aan hen ten grondslag lagen (blz. 36: Schilderij met zwarte boog, blz.39: Zonder titel. Eerste abstracte aquarel, blz. 43: Schilderij met witte rand, blz. 49: Zwarte strepen, blz. 50: Compositie VI (beroemd), blz. 52: Compositie VII) Tezelfdertijd, terwijl hij bezig was met het maken van deze baanbrekende aquarellen en olieverfschilderijen, schreef en publiceerde hij de historische verhandeling over de resultaten van zijn overdenkingen en zijn experimenten, “Spiritualiteit en abstractie in de kunst” geheten. Deze ontwikkeling, die de muziek al had doorgemaakt, breidde zich al snel uit naar andere vormen van artistieke creativiteit, zoals de literatuur, het theater, de binnenhuisarchitectuur etc. De beweging ontwikkelde zich min of meer tot een levensstijl en werd met name expliciet getoond en verduidelijkt tijdens tentoonstellingen en door publicaties van de kunstbeweging “Der Blaue Reiter” in het München van de jaren 1911 en 1912. Wassily Kandinsky was de drijvende kracht achter deze kunstbeweging en hij werd hierin bijgestaan door de kunstschilder Franz Marc (gestileerde schilderijen van allerhande dieren) en door de moderne componisten Arnold Schönberg, Anton von Weber, Thomas von Hartmann en Alban Berg.
De terugkeer van Kandinsky naar Rusland na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog op 5 augustus 1914 betekende geen breuk in zijn kunstzinnige ontwikkeling. Eerder nog won zijn kunst aan breedte en sereniteit (blz. 55: Improvisatie ravijn, blz.56: Moskou I, blz.63: Witte streep. Vind ik een van zijn mooiste schilderijen uit die russische periode) Zijn vertrouwen in de mogelijkheden om te komen tot een nieuw humanisme zette hem ertoe aan om actief deel te nemen aan de reorganisatie van de Russische musea en kunstscholen van na de revolutie. Maar het was pas veel later, nadat hij was teruggekeerd naar Duitsland en daar al gauw leraar werd bij het beroemde “Bauhaus”, dat zijn pogingen in dat opzicht vruchten af begonnen te werpen. Ook begon toen zijn levenslange en hechte vriendschap met Paul Klee, die eveneens als leraar was verbonden aan het Bauhaus te Dessau.
Bij het Bauhaus maakte Kandinsky een nieuwe start en ging meer op een “wetenschappelijke” basis werken. Schilderend in een voornamelijk sterk dynamische stijl, die beweging, groei en voortdurende verandering moest uitdrukken, werkte hij voor zichzelf een nauwkeurig en gedetailleerd idioom uit, te weten een formulering van punten en lijnen, die met elkaar samenwerken, maar elkaar ook tegenstreven en wel zodanig dat zij tezamen een artistiek coherent geheel creëerden van gebogen lijnen, cirkels en markante kenmerkende geometrische vormen. Dit scala aan artistieke elementen, met behulp waarvan hij ook een aanzienlijke hoeveelheid grafisch werk opbouwde, was voor Kandinsky zowel een onderzoeksmiddel als een manier waarop hij zich artistiek kon uitdrukken. Tegelijkertijd combineerde hij dit samenstel van lijnen, punten, cirkels en andere geometrische figuren op geniale wijze met een grote variëteit aan rustige en verlokkelijke kleuren. Deze gedachteconstructies met hun nauwgezette symboliek en bijna bouwkundige volheid en overvloed zijn exacte projecties van juist die psychische en spirituele werkelijkheden die een kunstenaar als eerste in zijn innerlijk bespeurt en die hij vervolgens, gedragen door zijn dramatische creatieve bezieling, in beeld omzet (blz.70: Enkele cirkels, blz.72: Compositie VIII, blz. 73: In blauw. Vind ik prachtig, blz. 75: Geel – rood – blauw. Van een oneindige schoonheid!!).
In 1933, toen de nazi’s aan de macht waren gekomen in Duitsland en het Bauhaus door hen werd gesloten (eigenlijk verboden), zocht Kandinsky zijn toevlucht in Frankrijk, alwaar hij de laatste elf jaar van zijn leven doorbracht en ijverig doorwerkte aan de uiteindelijke transcendentale synthese van zijn ideëen en ontdekkingen, zich daarbij, zoals altijd, gesteund wetend door zijn nauwe contact met de vitale, onzichtbare krachten van deze wereld. Deze krachten legde hij vast door de solide sturing van zijn schildershand en met de bezieling van een hernieuwd gevonden gevoel voor kleur-intensiteit, zijnde kenmerken van rustig gerijpte kracht bij een kunstenaar met een niet aflatende vastberadenheid en een duidelijk doel voor ogen (blz.78: Hemelblauw, blz. 81: Tedere opstijging. Van een verbluffende schoonheid!!, blz. 82: Compositie IX, blz. 84: Dominerende curve, blz. 88: Compositie X. Ook een fantastisch hoogtepunt. Blz. 91 : Zonder titel. Gouache. Dat is een met dekkende waterverf gemaakt schilderij waarbij de ondergrond niet meer zichtbaar is)
Ondanks de oorlog en zijn ontberingen ontwikkelde het oeuvre van Kandinsky zich nog steeds met onverminderde vitaliteit tot zijn dood in 1944 (vergevorderde arteriosclerose, slagaderverharding: degeneratie van de wand van de slagaders)
In 1937 “zuiverden” de nazi’s de Duitse musea door die kunstwerken te verwijderen die zij gedegenereerd, als ontaarde kunst ( “entartete Kunst” : De wikipedia zegt hier o.m. over “Het is ironisch dat het concept Entartete Kunst aan het eind van de negentiende eeuw voor het eerst werd voorgesteld door de zionistische leider Max Nordau, aangezien de nazi’s juist de joden als de kwade genius achter de moderne kunst zagen. In feite werden de joden ervan beschuldigd door middel van de kunsten onder andere het raciale bewustzijn, de politieke macht en de militaire weerbaarheid, maar bovenal de morele kracht van het Duitse volk te ondermijnen. Deze zaken konden volgens het nazisme niet los van elkaar gezien worden. Aangezien de ‘entartet’-verklaarde kunstenaars het werken al vlak na de nazi-machtsovername in 1933 onmogelijk was gemaakt door onder andere een Berufsverbot, emigreerden velen van hen, zoals Erich Heckel en Friedrich Vordemberge-Gildewart. Verschillende kunstenaars met een joodse achtergrond overleden in de concentratiekampen (Holocaust). Anderen zoals Otto Dix belandden in een gevangenis. Bepaalde, zoals Ernst Ludwig Kirchner pleegden zelfmoord als gevolg van deze kunstpolitiek. Weer andere controversiële kunstenaars, zoals Egon Schiele en Karl Schmidt-Rottluff, werden doodgezwegen door de nazi’s. Honderden werken werden in beslag genomen en ateliers werden vernield. ) beschouwden”.
In 1939 werden meer dan 1000 olieverfschilderijen en bijna 4000 aquarellen en tekeningen van moderne “entartete” kunstenaars, waaronder Marc Chagall, Paul Klee, Piet Mondriaan, Franz Marc etc. verbrand op de binnenplaats van een brandweerstation in Berlijn”.
O ja, inmiddels is de belangstelling voor meneer Kandinsky, na jarenlange stilte, weer explosief groeiende, kennelijk. Gezien zijn “genie” kan ik dit alleen maar toejuichen. Overigens kun je je afvragen of kunst nog kunst is als niemand kennis kan nemen van die kunst behalve de scheppende kunstenaar zelf. Er zijn veel kunstenaars die het creatieve proces belangrijker vinden dan het resultaat, waardoor het publiek min of meer buitenspel komt te staan. Hoeveel kunst bestaat en bestond er niet die nooit het publiek heeft bereikt?