Religie is uiteraard onlosmakelijk verbonden met het menselijke brein. Dit brein komt steeds weer door bepaalde specifieke fysieke hoedanigheden tot mystieke ervaringen dewelke middels neurologische processen vertaald worden in religieuze termen en uiteindelijk in religie. Er is zelfs een religieus centrum aan te wijzen in ons brein, een centrum waar bepaalde stimuli vertaald worden in religieuze beleving. Het is wat dat betreft verstandig om eens te lezen wat de bekende Amerikaanse neurowetenschapper Andrew Newberg hierover te vertellen heeft. Voor de leek heeft hij zijn bevindingen en voorlopige conclusies uiteengezet in een boekje dat “Why God won’t go away” heet. Een leesbaar geschrift met grote relativerende waarde.
Geconcludeerd dient te worden dat de mens en religie onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De geschiedenis van de mensheid laat onomstotelijk zien dat deze stelling op waarheid berust. Daarbij blijft het natuurlijk wel de vraag of de mens zijn goden zelf heeft geschapen of dat mystieke religieuze ervaringen afkomstig zijn van een bron die buiten de menselijke hoedanigheid ligt, afkomstig van iets dat buiten de te kennen werkelijkheid van het ruimte-tijdcontinuüm ligt. Ik hoop dat u de absolute paradox in deze vraagstelling bemerkt. Daarom zal de discussie inzake het godsbestaan en het godsbewijs nooit verstommen. Sociologisch onderzoek laat keer op keer zien dat het geloof in god de mens troost, de mens gelukkiger maakt, maar de mens ook verhindert om relevante existentiële vragen te stellen. Dat is dan weer de andere, vervelende kant van diezelfde medaille. Godsdienst bedwelmt en verdooft de menselijke geest of, zoals die gehate, verguisde en voor halve gare uitgemaakte Karl Marx het zei: “Godsdienst is als opium voor het volk”. Tot zover mijn zeer algemene beschouwingen over religie. Nu de rauwe werkelijkheid!
Waarom oefent de Islam zo’n enorme aantrekkingskracht uit op jonge in Europa geboren jongens en meisjes van Turkse en Noord-Afrikaanse afkomst? Om dat te achterhalen dient eerst de sociaal-culturele en economische achtergrond van deze groep jongeren bestudeert te worden. Dan zien we dat het hier voor een heel groot deel een sociaal, cultureel en daardoor ook economisch achtergestelde groep betreft. Een groep die, in vergelijking met de normen en waarden van hun ouders, in de westerse wereld eigenlijk onophoudelijk wordt geconfronteerd met decadent en destructief hedonisme, met seksuele losbandigheid, en met sociale uitsluitingsmechanismen op velerlei gebied. Via opvoeding, bezoeken aan hun land van afkomst, materiële afgunst en beïnvloeding van en door hun peergroup groeit de haat tegen de vermeend decadente, sterk seculiere en de hen voortdurend discriminerende buitenwereld. De ontvangende autochtone cultuur sluit na twee of drie generaties steeds meer de eigen gelederen en reageert steeds afwijzender op de uitingen van machteloze woede, ongebreidelde agressie en totaal gebrek aan respect van sommige, vaak psychisch ernstig zieke, allochtone jongeren. Er ontstaat beeldvorming, de vooroordelen worden wederzijds steeds groter en de samenleving polariseert als nooit tevoren. De laatste twintig jaar is de situatie helaas dusdanig verslechterd dat er in ons land, maar in feite in heel Europa, twee groepen tegenover elkaar staan: de enorme grote groep autochtone inwoners met hun inheemse normen en waarden en een minderheid van mensen met totaal andere normen en waarden, voortvloeiende uit hun godsdienst (de Islam), hun steeds geïsoleerder wordende sociaal-culturele positie en hun gemiddeld zwakkere plaats in de economische rangorde.
De luiken gaan dicht en men valt terug op de oorspronkelijke waarden en normen van het oude vertrouwde geloof van het moederland als laatste redmiddel om het eigen, zwaar onder vuur liggende, zelfbeeld te stutten tegen de druk van een steeds vijandiger wordende autochtone buitenwereld.
De Islam, net als veel andere religies, is een religie afkomstig uit de krochten van de oudheid. Te boek gesteld in een tijd van totaal andere normen en waarden. Irrationele, gevaarlijke flauwekul, net zoals men dat ook in de christelijke bijbel kan lezen, blijft in het moderne, seculiere en sterk materialistisch ingestelde Europa voor veel mensen de leidraad in hun leven. Het bepaalt alles en het veroordeelt alles wat niet met genoemde leidraad overeenkomt.
Vervreemdende, ongekend wrede en van onrechtvaardigheid getuigende opvattingen uit de koran worden in deze moderne seculiere samenleving met steeds grotere overtuiging gehanteerd om de hedonistische en heidense levenswandel van niet- of andersgelovigen fel te veroordelen.
Het is niet verwonderlijk dat grote groepen jongeren, die zich volstrekt buitengesloten voelen – en dat meestal ook daadwerkelijk zijn – door een samenleving waar zij per definitie ook deel vanuit maken, zich wenden tot het primitieve irrationele geloof van hun voorouders zijnde nou net het geloof dat hen ampele ethische mogelijkheden biedt om gestalte te geven aan hun intense haat voor alles wat maar riekt naar blank en Europeaan. In zo’n sfeer gedijt terrorisme, haat en onmenselijkheid.
Het is slechts de tijd die hier een oplossing kan bieden. Ik ben er vast van overtuigd dat, gezien de steeds groter wordende polarisatie binnen onze samenleving, de gebeurtenissen in Parijs nog slechts het begin zijn van een hele reeks wellicht nog veel afschuwelijker gewelddadigheden. En het tragische is dat de mens niet bij machte is om het tij te keren.