Ik hoorde dat er ergens een zogenaamd wereldkampioenschap voetballen plaatsvindt. Een willekeurige kennis die ik in mijn kelder tegen kwam zei mij dienaangaande dat hij totaal niet geïnteresseerd was in getatoeëerde neanderthalers. Pardon!, sprak ik, zo spreekt men toch niet over zijn medemens. Laten we het leuk houden. Ik heb anderen, insiders, wel eens horen spreken van verwende voetbalmiljonairs. Is dat misschien iets? En zo kwamen we in het schemerdonker van het spaars verlichte, immens grote, gewelf onder mijn buitenhuis te spreken over het belang van geld. Mijn kennis zei dat geld altijd gelukkig maakt. Nee, zei ik, volgens mij verwoord jij dat cliché niet goed, je moet zeggen, “geld is niet belangrijk maar je moet er wel genoeg van hebben”. En dan moet je, als je dat hebt gezegd, er veelbetekenend bij kijken en er een beetje schamper bij lachen, niet teveel, want dat is ook weer niet goed. In ieder geval moet je de indruk geven dat je niets om geld geeft maar het natuurlijk wel nodig hebt om allerlei leuke dingen te doen. Een mannetje van de wereld dus, met grifformeerde ouders en een dito opvoeding. Zoiets! En ga vooral in op historische context! Bedenk in dat verband dat paupers, mensen zonder geld dus, volgens nieuwe rijken erg jaloers moeten zijn omdat arme mensen eigenlijk zelf ook wel veel geld willen hebben. Nou, dat hebben ze lekker niet dus. Dan hadden ze zelf maar harder (keihard!!) moeten werken. En wat is er nou niet leuker dan heel rijk zijn en zeker weten dat iedereen, die niet zo rijk is, jaloers is, maar dan ook werkelijk heel enorm jaloers. Prachtig toch! Mijn taal werd verwarder en verwarder en vooral onsamenhangender. Ik riep: “Nederlanders zijn de vervelendste mensen van Europa. En ook de bangste mensen. En de gierigste. Zo staat het geschreven”. Het duizelde me door alle implicaties en kromgetrokken hyperbolen. Afijn, u weet precies waar ik het over heb als het over geld gaat. U bent ook nazaat van de uitvinders van het koperdraad.
Zo kabbelde die verbale flauwekul nog een poosje voort. Op een gegeven ogenblik werd ik het zat en heb de willekeurige kennis toch maar uit mijn kelder verjaagd. Ondanks de snelheid van mijn handelen zag die kennis in de gauwigheid toch nog kans om een hele kostbare fles wijn mee te ritsen. Een Henry Jayer Richebourg Grands Cru, Cote de Nuits. Nou vraag ik je. Ik riep hem na: let op de fruitige afdronk en het volle bouquet!!! Hij stak zijn duim omhoog.
Ik liep naar de voortuin en stak het voorjaarsgroene biljart-gazon over om aan de rand van de tuinvijver na te gaan denken over het fenomeen voetbal. Langzaam sukkelde ik in slaap. Ik zag cijfers in een voor mij willekeurige volgorde. Cijfers die door een voetbalgeweer werden afgevuurd op een rafelige eigen-land-eerst leeuw met een sjofel bruin juichpak aan! Wat me bijbleef was de cijfercombinatie 666. In mijn droom zag ik horden mensen over grensland ploeteren. Ik zag mensen creperen. Verdrinken. Een klein jongetje van drie jaar lag bewegingloos op het strand. Dood. En eigenlijk kon het in Nederland niemand wat schelen. Ik kon het geheel niet echt goed duiden, maar eigenaardig was het wel. Voetbal, hoe kom ik er in godsnaam bij. 666!!!
Toen ik weer in mijn bibliotheek zat en me laafde aan een Grand cru Chateau Mouton – Rothschild beseft ik dat ik een visioen had gehad. Een visioen van een land vol met mensen die zich niet realiseerden dat ze eigenlijk al vanaf de Tweede Wereldoorlog fascist waren en er met volle teugen van genoten. Ze mopperden, ze klaagden, ze hadden het eigenlijk best goed, maar ze wilden meer, steeds meer. En dat was maar voor enkelen weggelegd. Dus raakten ze gefrustreerd, ze werden rancuneus, ze werden afgunstig en ze gooiden de fascistische kont tegen de krib. En ze zochten vijanden, ze zochten zondebokken, ze zochten mensen die nog zwakker dan zijzelf waren. En zij vonden dat die mensen gewoon dood moesten. Want je bent fascist of je bent het niet.
Inmiddels, ‘as we speak’, vindt in de hemel overleg plaats of wellicht nu het moment daar is om het hele land zonder mankeren af te zinken in de Noordzee. De fascisten in Oostenrijk en Denemarken staan al klaar om het karwei te gaan klaren. Het wachten is nog op de duim naar beneden van God.
En weer schrok ik wakker. Gelukkig het was maar een droom. Ik nam nog een teugje van de wijn en pakte mijn boek.